Geen concurrentiebeding, toch onrechtmatige concurrentie

Als in de arbeidsovereenkomst geen of geen geldig concurrentie- of relatiebeding is opgenomen, mag een werknemer zijn voormalig werkgever beconcurreren. Maar deze vrijheid is niet onbeperkt. De hoofdregel voor onrechtmatige concurrentie door een werknemer is gegeven in een uitspraak van de Hoge Raad uit 1955. Dit arrest (Boogaard/Vesta) werd recent als ‘mijlpaalarrest’ gepubliceerd op Rechtspraak.nl. Bij de beoordeling of een werknemer de grenzen van maatschappelijke zorgvuldigheid heeft overschreden toetst de rechter, ook 65 jaar dato nog, aan de criteria uit dit arrest.

Specialist in onvoorziene omstandigheden:

Advocaat bij Ontslag

Boslaan 4

2132 DX Hoofddorp

T: 0252620557

info@heerebout-advocatuur.nl

BV met veel verhuurd onroerend goed

Bezit uw BV verhuurd onroerend goed? Voor sommige fiscale faciliteiten geldt als voorwaarde dat de BV een zogenaamde materiële onderneming drijft. Denk aan de bedrijfsopvolgingsfaciliteit en de geruisloze terugkeerregeling. Een BV verhuurde 1100 garageboxen en 57 bedrijfsruimten. Toch was volgens de Belastingdienst geen sprake van een materiële onderneming.

Na een beroepsprocedure kwam de hoogste rechter eraan te pas.

Hoofdregel
Een materiële onderneming kan worden omschreven als een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee wordt beoogd door deelname aan het maatschappelijke verkeer winst te behalen. Naar objectieve maatstaven moet worden getoetst of de verrichte werkzaamheden een materiële onderneming vormen. De exploitatie van onroerende zaken vormt een materiële onderneming als de aard en de omvang van de verrichte werkzaamheden meer omvatten dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is en de verrichte werkzaamheden ten doel hebben het behalen van voordelen die de bij normaal vermogensbeheer opkomende rendementen te boven gaan.

Bewijslast
De belastingplichtige, die een beroep doet op een fiscale faciliteit, heeft de zware bewijslast om aannemelijk te maken dat de BV een materiële onderneming drijft.

In dit geval slaagt de belastingplichtige daar niet in, ook al nemen de werkzaamheden gezien de hoeveelheid panden veel tijd in beslag. De organisatie en de werkzaamheden van de BV, waaronder het voeren van een actief huurdersbeleid, zijn volgens de rechter gebruikelijk voor beheerders van vastgoedbeleggingsportefeuilles met een vergelijkbare omvang.

Ook aan de zogenaamde ‘rendement-plus’-eis is niet voldaan. Het door de belastingplichtige aangevoerde gemiddelde jaarrendement omvat immers ook de autonome marktontwikkelingen, zodat het niet bruikbaar is als vergelijkingsmaatstaf. Bovendien heeft de belastingplichtige niet aannemelijk gemaakt of en in hoeverre het behaalde rendement kan worden gerelateerd aan meer dan gebruikelijke werkzaamheden.

Stelling belastingplichtige vergeten?
Voor de hoogste rechter voert de belastingplichtige aan dat de eerdere rechter niet is ingegaan op zijn stelling dat de BV regelmatig garageboxen koopt die zij, al dan niet na renovatie- en revitalisatiewerkzaamheden, voor een substantieel hogere prijs verhuurt dan de vorige eigenaar/verhuurder. Die werkzaamheden hebben daadwerkelijk geleid tot een rendementsverbetering die niet het gevolg is van autonome marktwerking.

Oordeel hoogste rechter
Volgens de hoogste rechter kan dit echter onderdeel zijn van normaal vermogensbeheer. Het gaat niet om een afzonderlijke beoordeling van bepaalde specifieke activiteiten. De vraag is of het totaal van de werkzaamheden naar aard en omvang onmiskenbaar ten doel hebben het behalen van voordelen die het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaan. En die vraag had de eerdere rechter terecht negatief beantwoord.

Let op: De bedrijfsopvolgingsregeling kent een vrijstelling van minimaal ruim € 1.100.000. De regeling is alleen van toepassing bij overdracht of overgang van een zogenaamde materiële onderneming.  Aangekondigd is dat de regeling zal worden heroverwogen. Vraag tijdig advies over de mogelijkheden in uw situatie.

Weer ziek, weer loondoorbetaling?

Een manager wordt ziek en werkt twee jaar lang aan re-integratie. Na twee jaar krijgt hij geen WIA-uitkering, omdat hij volgens het UWV dan nog ongeveer 80% van zijn oude loon kan verdienen. Hij gaat weer aan het werk bij zijn werkgever, maar drie jaar later valt hij weer uit door ziekte. Na enkele maanden krijgt hij een brief dat de salarisbetaling stopt. Kan dat zomaar?

Standpunt werkgever
De werkgever stelt dat hij niet verplicht is het loon door te betalen tijdens ziekte. Dat heeft hij al eerder gedurende 104 weken gedaan. Daarna vervalt die wettelijke verplichting, tenzij de werknemer een nieuwe functie heeft gekregen. En dat is niet het geval.

Loondoorbetalingsverplichting opgebruikt
Als de werknemer na meer dan 104 weken arbeidsongeschiktheid weer werkzaam is voor de werkgever in de bedongen arbeid en op een later moment opnieuw arbeidsongeschikt wordt, bestaat er geen loondoorbetalingsverplichting meer. Die is als het ware ‘opgebruikt’.

Ander werk nieuw bedongen arbeid?
Als de werknemer na 104 weken loondoorbetaling echter ander werk bij dezelfde werkgever gaat doen dan waarvoor hij oorspronkelijk arbeidsongeschikt is geraakt, kan het inderdaad zo zijn dat bij een latere uitval tóch recht op loondoorbetaling tijdens ziekte bestaat.

Daarvoor is vereist dat het andere werk de ‘nieuw bedongen arbeid’ is geworden, oftewel: dat partijen met elkaar overeenkomen dat de arbeidsovereenkomst is aangepast. Dit is volgens de rechter hier niet het geval.

Een tweede mogelijkheid is dat de werknemer erop mocht vertrouwen dat het werk dat hij nu verricht, en dat past bij zijn beperkingen (passende arbeid), de bedongen arbeid is geworden. Daarvan kan sprake zijn als de werknemer gedurende een niet te korte periode arbeid heeft verricht waarvan de aard en de omvang tussen partijen niet ter discussie staat. Ook dit is volgens de rechter hier niet het geval. De werknemer is nog niet terug op zijn oude niveau en uit niets blijkt dat de werkgever zich daarbij neerlegt.

Let op: Als een werknemer na het einde van de doorbetalingsplicht weer aan de slag gaat, kan er alleen een nieuwe loondoorbetalingplicht ontstaan als sprake is van nieuw bedongen arbeid. Dat is het geval als werkgever en werknemer ander werk op een ander niveau afspreken of zich daarbij neerleggen.

Werkgever niet aansprakelijk voor bedrijfsongeval

Een steigerbouwer in loondienst kreeg opdracht om steigermateriaal van de derde verdieping van een fabriekshal naar de begane grond te transporteren. Daarvoor heeft hij niet de lift, maar tegen de instructies in de hijskraan gebruikt. Hij raakt daarbij gewond en stelt de werkgever aansprakelijk.

Bewijslastverdeling aansprakelijkheid
De rechter geeft een samenvatting van de rechtspraak rond aansprakelijkheid bij bedrijfsongevallen.

De werknemer dient te stellen en bij betwisting te bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn functie schade heeft geleden. In het algemeen zal daartoe voldoende zijn dat het ongeval hem is overkomen op de werkplek, waarbij het begrip werkplek ruim mag worden genomen.

Als vast staat dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht.

Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen zijn tekortkoming en het ongeval gegeven.

Hij kan dan evenwel nog aan aansprakelijkheid ontkomen indien hij stelt, en zo nodig bewijst, dat nakoming van zijn zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

Van bewust roekeloos handelen is slechts sprake indien de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloos karakter daarvan daadwerkelijk bewust is geweest.

Beoordelingskader
Beoordeeld moet worden of de werkgever de op hem rustende zorgplicht jegens de steigerbouwer is nagekomen. Daarbij wordt vooropgesteld dat hij als werkgever die maatregelen moet nemen en die aanwijzingen moet geven die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Van een werkgever mag worden verlangd dat hij een hoge mate van zorg betracht, maar die vindt zijn grens in hetgeen redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

Voor de omvang van de zorgplicht geldt als uitgangspunt hetgeen op grond van regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden van de werkgever wordt verwacht. De reikwijdte van deze zorgplicht wordt daarnaast bepaald door het ongeschreven recht. Het antwoord op de vraag of de werkgever zijn zorgplicht is nagekomen, is afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waaronder met name de aard van de werkzaamheden, de kenbaarheid van het gevaar, de te verwachten oplettendheid van de werknemer en de bezwaarlijkheid van het nemen van maatregelen.

Toetsing in dit geval
Het ongeval is gebeurd, nadat de steigerbouwer van de hijskraan gebruik had gemaakt. Hij wist dat voor het gebruik van een hijskraan een hijscertificaat verplicht is en dat hij niet over dat certificaat beschikte.

De werkgever heeft de steigerbouwer op zijn eerste werkdag bij deze locatie een Veilig Werk Verklaring Steigerbouw uitgelegd en laten ondertekenen. In deze verklaring staat dat de steigerbouwer niet onbevoegd taken zal uitvoeren of bedrijfsinstallaties, machines en werktuigen zal bedienen. Op de nakoming is tussentijds ook toezicht gehouden.

De werkgever hoefde, om ongeoorloofd gebruik te voorkomen, de hijskraan niet onbruikbaar te maken of uit te zetten of de afstandsbediening uit te zetten. Dat zou bovendien praktisch gezien onmogelijk zijn, omdat deze door veel andere werknemers met hijscertificaat doorlopend werd gebruikt.

De werkgever heeft voldaan aan zijn zorgplicht en is niet aansprakelijk voor het bedrijfsongeval.

Let op: Als vast staat dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. De zorgplicht omvat instructie en daadwerkelijk toezicht op naleving.

Werknemer moet zakelijke ritten bewijzen

Een medewerker rijdt in een auto van de zaak. Hij heeft een Verklaring geen privégebruik ingediend. Daarom houdt de werkgever over de waarde van de auto geen loonheffing in. De Belastingdienst vraagt de kilometeradministratie op. Die maakt de medewerker achteraf op. Deze voldoet niet aan de eisen en naheffing volgt. De rechter komt eraan te pas.

Overwegingen rechter
De rechtbank overweegt dat de medewerker vrij is in de keuze voor zijn bewijsmiddelen om te doen blijken dat hij de auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt. Een rittenregistratie dient niet bij voorbaat te worden verworpen indien deze niet aan alle vereisten voldoet. Maar een rittenregistratie in combinatie met andere bewijsmiddelen moet wel ten minste zodanig sluitend zijn dat daaruit eenduidig kan worden afgeleid hoeveel kilometers er met de auto’s zakelijk en privé zijn gereden.

In dit geval bevat de achteraf gereconstrueerde rittenregistratie te veel onnauwkeurigheden. Zo heeft de medewerker het zakelijk karakter van ritten op feestdagen niet aangetoond, heeft hij niet per rit de werkelijke begin- en eindstand van de kilometerteller genoteerd en komen de kilometerstanden uit de rittenopgave niet overeen met de kilometertellerstanden van de garages. Bovendien heeft de medewerker voor veel voorkomende ritten steeds een gelijk aantal kilometers opgegeven, terwijl hij zelf heeft verklaard dat de verkeerssituatie niet altijd gelijk is.

Dat de medewerker in privé beschikt over een auto en een motor, kan hem niet baten. Dit sluit immers niet uit dat (ook) met de auto van de zaak meer dan 500 kilometer per jaar in privé wordt gereden.

De medewerker beweert nog dat hij niet wist dat hij zo nauwkeurig moest zijn en dat het vrijwel onmogelijk is om achteraf nog precies na te gaan hoeveel kilometers hij heeft gereden. Dat komt voor zijn rekening en risico. Hij wilde immers gebruik maken van een belastingvoordeel en had zich moeten verdiepen in de voorwaarden.

Oordeel rechter
De rechter is van oordeel dat, nu de medewerker niet aan zijn bewijslast heeft voldaan, ten onrechte geen loonheffing is ingehouden en afgedragen op basis van het autokostenforfait, de zogenaamde bijtelling. Dat brengt mee dat de werkgever te weinig loonheffing heeft betaald. De naheffingsaanslagen zijn daarom terecht opgelegd.

Let op: In de begeleidende brief bij de Verklaring geen privégebruik staat niet voor niets: u moet altijd overtuigend kunnen bewijzen dat u met de auto van uw werkgever niet meer dan 500 privékilometers op jaarbasis rijdt. Dat kan bijvoorbeeld met een sluitende rittenregistratie.

Steelt werknemer een pak koekjes?

Een medewerker werkt al 19 jaar bij een bedrijf in de verpakkingsindustrie. Drie leidinggevenden spreken hem aan op het meenemen van een pak koekjes uit de kantine. Hij loopt boos weg en ze lopen achter hem aan. Onderweg naar de kleedkamer steekt hij een schaar bij zich. Het gesprek wordt ter plekke voortgezet, hij geeft de schaar af en ontslag op staande voet volgt. Dan roept hij: ‘ik kom achter jullie aan’.

Het ontslag wordt bevestigd per brief. In de brief staan als redenen gemeld het in zijn tas stoppen van een pak koekjes waarvan de werknemer wist dat die van iemand anders waren, het geven van onjuiste en tegenstrijdige verklaringen over de koekjes, en het boos/agressief reageren tijdens en vlak na het gesprek hierover, waardoor het vertrouwen onherstelbaar is beschadigd.

Diefstal koekjes?
Zelfs als de medewerker het pak koekjes zou hebben weggenomen om mee naar huis te nemen en in zijn tas zou hebben gestopt, dan vormt dat volgens de rechter in dit geval geen dringende reden voor ontslag op staande voet. Het gaat om koekjes die de chauffeur regelmatig van een relatie kreeg om in de kantine uit te delen aan het personeel. Dat is iets anders dan levensmiddelen die de werkgever zelf in de kantine aan het personeel verstrekt. De werknemer hoefde in deze omstandigheden niet te beseffen dat het meenemen van deze koekjes als diefstal (van bedrijfseigendom) zou worden bestempeld en tot ontslag op staande voet zou kunnen leiden.

Schaar
De rechter vindt het aannemelijk dat de werknemer zich tijdens het gesprek met drie leidinggevenden geïntimideerd voelde. Na de beschuldiging van diefstal is hij boos opgestaan en weggelopen om naar huis te gaan. Vervolgens heeft hij een schaar gepakt. Dat hij de intentie had om daarmee te dreigen is volgens de rechter niet vast komen te staan. Mogelijk wilde de werknemer de schaar, die hij had laten liggen toen hij op het matje werd geroepen, gewoon opruimen.

Bedreiging?
Na de mededeling dat op de diefstal ontslag op staande voet zou volgen, is de medewerker in woede uitgebarsten en heeft geroepen ‘ik kom achter jullie aan’. In het licht van de omstandigheden, waaronder het feit dat de werknemer eigenlijk meteen naar huis te wilde, maar was overgehaald om te blijven praten en na 19 jaar dienstverband net had gehoord op staande voet te worden ontslagen, vindt de rechter een dergelijke uitroep geen dringende reden voor een ontslag op staande voet.

Oordeel rechter
De conclusie is dat de gedragingen van de werknemer geen dringende reden vormen voor ontslag op staande voet. De werknemer heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld. De werknemer heeft recht op de transitievergoeding. Ook kent de rechter hem een billijke vergoeding toe van € 3.500.

Tip: Deze uitspraak laat een situatie zien waarin een futiliteit volledig uit de hand loopt. Probeer als werkgever eerst op een neutrale manier vragen te stellen, in plaats van direct de beschuldigende vinger op te steken.

Functie vervalt: transitievergoeding?

De functie van een kwaliteitsmanager in ploegendienst komt te vervallen. De werkgever zegt de arbeidsovereenkomst op met een ontslagvergunning van het UWV. Door aangeboden passende functies te weigeren, handelt ze volgens de werkgever ernstig verwijtbaar. Daarom krijgt ze geen transitievergoeding. Wat zegt de rechter hierover?

Overwegingen rechter
Werkgever heeft eerst dezelfde en een andere functie aangeboden, maar in dagdienst. Werkneemster weigerde omdat ze in ploegendienst wilde blijven werken, net als haar man, die bij hetzelfde bedrijf werkt. Ze willen samen met de auto reizen. Reizen met het openbaar vervoer is voor haar gezien een chronische oogaandoening geen optie.

Uiteindelijk heeft de werkgever toch een functie als productiemedewerker in ploegendienst aangeboden. Van een passende functie is sprake wanneer deze aansluit bij de opleiding, ervaring en capaciteiten van de werknemer. Vast staat dat de aangeboden functie in deze zin passend was.

De werkneemster is niet op deze functie ingegaan, omdat ze meteen zou moeten beginnen en ze daar gelet op haar arbeidsongeschiktheid niet toe in staat was. Vastgesteld wordt dat de werkgever helemaal niet verlangde dat ze direct zou beginnen.

Intussen had de werkneemster zich namelijk ziek gemeld. Volgens de bedrijfsarts was ze door ziekte niet in staat om haar oude en de nieuwe functie uit te voeren. Maar dat betekent volgens de rechter niet dat zij de aangeboden functie niet kon aanvaarden.

Bij de rechter voert de werkneemster verder geen redenen aan waarom ze niet de derde aangeboden functie kon aanvaarden.

Oordeel rechter
De werkneemster had eventuele belemmeringen tegen de derde aangeboden functie direct constructief met haar werkgever moeten bespreken. Nu kon de werkgever haar door haar eigen weigerachtige houding niet herplaatsen. Dat acht de rechter ernstig verwijtbaar. Daarom hoeft de werkgever geen transitievergoeding te betalen.

Tip: Als een werknemer zonder goede redenen een passende functie weigert, die u aanbiedt om ontslag te voorkomen, kan de rechter oordelen dat u geen transitievergoeding hoeft te betalen.

Ontslag na reis oranje gebied

Een beveiliger in loondienst gaat in de zomer van 2020 naar Turkije op vakantie. Op dat moment gold voor Turkije in verband met het coronavirus code oranje. De verplichte quarantaine zou hem drie weken salaris kosten. Bij terugkomst liegt hij dat hij in Duitsland en Griekenland op vakantie is geweest, op dat moment gebieden met code geel. Als dit uitkomt, dient de werkgever bij de rechter een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in.

Wanneer ontbinding?
De rechter kan een arbeidsovereenkomst tussen partijen alleen ontbinden, wanneer daar een redelijke grond voor is en herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Het gaat hier om de vraag of de beveiliger zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat van de werkgever niet kan worden gevraagd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en of dit handelen als ernstig verwijtbaar moet worden getypeerd.

Gedragscode
De werknemer werkt reeds 25 jaar voor de werkgever. Hij is op de hoogte van de geldende gedragscode met kernwaarden als respect, betrouwbaarheid, openheid en professionaliteit. In het functieprofiel wordt integriteit genoemd als een competentie waarover de medewerker moet beschikken. De gedragscode bepaalt dat het opzettelijk verstrekken van onjuiste of gemanipuleerde informatie niet wordt getolereerd.

De werknemer heeft in strijd met de geldende gedragscode gehandeld. Allereerst door herhaaldelijk te liegen over zijn verblijf tijdens zijn vakantie. Dit heeft hij gedaan ten aanzien van meerdere leidinggevenden en de bedrijfsarts. Hij heeft het zelfs schriftelijk bevestigd. Daarnaast heeft hij zijn leugen ondersteund met het overleggen van een vals document. Hij is zelfs naar het reisbureau gegaan om een document met door hem van internet geviste vluchtgegevens te laten voorzien van een handtekening. Hiermee wilde hij aantonen dat hij in de zomer niet in Turkije is geweest. Dit is ontoelaatbaar. Hiermee heeft de werknemer duidelijk een grens overschreden.

Ontbinding disproportioneel?
De werknemer somt redenen op waarom de arbeidsovereenkomst toch in stand zou moeten blijven:

  • hij heeft al meer dan 25 jaar een onberispelijke staat van dienst
  • een dergelijk incident past niet bij hem
  • hij handelde onder extreme stress, veroorzaakt door financiële zorgen
  • hij heeft zich in Turkije laten testen met een negatieve uitslag
  • hij heeft uiteindelijk zijn leugens opgebiecht
  • de werkgever heeft geen schade
  • ontbinding zou onevenredig zware (financiële) gevolgen voor hem hebben

Oordeel rechter
Van een professionele medewerker met ruime ervaring mag worden verwacht dat hij ook in situaties van stress andere wegen bewandelt dan het hanteren van leugens en valse documenten.

De rechter acht het gedrag van de werknemer zo ernstig en verwijtbaar, dat van de werkgever niet kan worden gevraagd de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren. Herplaatsing in een andere passende functie ligt niet in de rede. De rechter wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toe, zonder toepassing van de opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding.

Let op: De Coronamaatregelen leiden bij veel Nederlanders tot stress en daardoor tot ongebruikelijk gedrag. Wat is daarbij acceptabel in de relatie werkgever-werknemer? In dit geval lijkt de gedragscode van de werkgever de doorslag te geven in het door leugens van de werknemer ontstane arbeidsconflict.

VRIJE ADVOCAATKEUZE

VRIJE ADVOCAATKEUZE BIJ ONDERHANDELINGEN ALS JE EEN VERZEKERING HEBT

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE HEEFT ZOJUIST BESLOTEN DAT DE VERZEKERDE VAN  RECHTSBIJSTAND DE VRIJE ADVOCAATKEUZE DIENT TE KRIJGEN. DAT HOUDT IN DAT DE RECHTSBIJSTANDVERZEKERAAR MOET ACCEPTEREN DAT U EEN EXTERNE JURIST INHUURT. DAT GOLD AL VOOR JURIDISCHE PROCEDURES, EERST ALLEEN WAAR EEN ADVOCAAT VOOR NODIG WAS EN LATER OOK PROCEDURES BIJ KANTONGERECHT EN BESTUURSRECHT.

NU IS OOK BEPAALD DAT HET VOORTRAJECT, DE ONDERHANDELINGS- EN BEMIDDELINGSFASE, ONDER DE KOSTEN VAN DE VERZEKERING VALLEN. DE VERZEKERDE WORDT DUS ALTIJD AANGERADEN EEN ADVOCAAT VAN EIGEN KEUZE TE NEMEN. VERZEKERAARS WILLEN IMMERS GEEN BIJSTAND VERLENEN WANT DAN KEREN ZE SCHADE UIT. MEESTAL PROBEREN ZE DE VERZEKERDE VAN ACTIE TE WEERHOUDEN. BIJ PROBLEMEN OF DISCUSSIES OF EEN SECOND OPINION HEB IK AL VELE MALEN VERZEKERDEN BIJGESTAAN.

VAAK ZEIDEN ZE EERST BIJ DE RECHTSBIJSTAND DAT DE ZAAK KANSLOOS WAS EN WON IK DE ZAAK VERVOLGENS GEWOON. DE KWALITEIT VAN RECHTSBIJSTANDVERZEKERAARS IS DUS OOK NIET AL TE BEST. ALTIJD EEN ADVOCAAT INSCHAKELEN, OOK ALS U VERZEKERD BENT!!

Anti MKB

ANTI-MKB

Het arbeidsrecht is per 1 januari 2020 weer eens overhoop gehaald. Eerdere maatregelen bleken niet te werken en de ambtenaren draaien sommige dingen weer terug.

Dat het MKB geen vertegenwoordiging meer heeft in de politiek en dat politici aan het handje lopen van linkse ambtenaren is wel duidelijk. Zo is door het kabinet stiekem het uitgangspunt “geen arbeid, geen loon”omgedraaid in “geen arbeid, toch loon”. Dus: een werknemer die gewoon niet kwam opdagen op het werk, behoefde niet te worden uitbetaald, tenzij. Nu is dit omgedraaid: de werknemer die gewoon niet op het werk komt, moet worden uitbetaald, tenzij. Volgens de minister zou dit voor de praktijk niet uitmaken. Maar waarom is dit dan ingevoerd?

In de wet arbeidsmarkt in balans ( WAB) zijn nog een aantal zaken opgenomen waar het MKB voor moet oplettten. Zo is er bepaald dat een werknemer vanaf dag één al recht heeft op een transitievergoeding bij ontslag.

Werkgevers die uitzendkrachten in dienst hebben, moeten helemaal uitkijken. Zij zijn verplicht een vast dienstverband aan te bieden na een jaar. En als de werknemer na 5 jaar niet meer opgeroepen te zijn, ineens claimt een vast dienstverband te hebben? Beter nu even met mij contact opnemen om problemen te voorkomen, want het is mogelijk dat de werkgever dan 5 jaar salaris met de wettelijke verhoging van 50% er boven op moet betalen.

Sowieso is de hele sfeer in de politiek anti-MKB. Het lijkt er op dat de beeldvorming van grote multinationals die geen belasting betalen meer dan bepalend is voor het beleid. Een werkgever had iemand die tot 2 keer toe dronken op het werk verscheen op staande voet ontslagen. Nadat de werknemer ongelijk kreeg bij de rechtbank en ook bij het Hof stuurde de Hoge Raad de zaak opnieuw ter beoordeling terug naar een ander Hof. De werknemer kreeg alsnog gelijk en de werkgever kon jarenlang met terugwerkende kracht salaris betalen en de werknemer bleef in dienst.

Min of meer hetzelfde bij drugsgebruikt onder werktijd. Er is altijd wel een rechter te vinden die drugsgebruik een ziekte vindt en dan kan je als werknemer eindeloos de fout ingaan, maar wordt je toch beschermd. De verantwoordelijkheid wordt steeds bij de ondernemer neergelegd.

Kort gezegd: een reguliere update van uw arbeidscontracten en uw personeelsbeleid kan veel problemen besparen. Het komt aan op de kleine mazen in de wet en om die te dichten door een defensieve aanpak.